Drenthe was altijd het tussen-land op weg naar Groningen. Een klein jaar geleden heb ik Drenthe een beetje ontdekt. En heel veel hunebedden gezien.... En ook bossen en heidevelden.
Nu opnieuw met de fiets door Drenthe en Groningen: door het gebied tussen Assen en Groningen-Stad, tussen Peize en Hoogezand. Geen bossen en hei, ook geen hunebedden. Wel meren (Zuidlaardermeer, Foxholstermeer, Paterswoldsemeer), riviertjes (Hunze, Drentse Diep, Aa, Eelderdiep) en natuurgebieden. Akkers en weilanden zijn op veel plekken de afgelopen jaren weer natuur geworden. Moerassig is het hier ondertussen. En onderweg ook nog van die stoere Schotse Hooglanders. Zelfs op een grauwe (en frisse) eerste Paasdag is het hier mooi.
Ook kwam ik onderweg langs Groningen airport Eelde. Acht geparkeerde Boeings 737 van KLM zijn het zichtbare bewijs dat de economie nog deels stil ligt door corona.
Dat fietsen deed ik gisteren. Vandaag maakte ik op de terugreis naar Leiden een stop in Westerbork, het doorgangskamp in de jaren veertig voor 102.000 Joodse Nederlanders naar Auschwitz’ en Sobibor. Voor het eerst was ik hier.
Zo’n rustig stukje bos met heiden en vennetjes. Zo vreedzaam nu, zo gruwelijk een kleine 80 jaar geleden. Midden in dat bos lag het kamp. Met zo’n honderd wekelijkse transporten werd in twee jaar tijd het allergrootste deel van de Nederlandse Joden afgevoerd. Meer dan honderdduizend mensen, met hun eigen namen en verhalen.
Iedere keer krijg ik een brok in m’n keel en een knoop in de maag als ik weer geconfronteerd wordt met de Holocaust. Nu ook.